What the world needs now…
/…is love sweet love! Deze woorden zong de Amerikaanse zangeres Jackie DeShannon in 1965 als eerste. Nu, precies zestig jaar later is dit memorabele nummer meer dan ooit aan de orde. De wereld lijkt geregeerd door angst, onzekerheid en eenzaamheid en de wachtlijsten voor mentale hulp groeien met de dag. Want was het vroeger nog een taboe om wat geestelijke ondersteuning te zoeken, tegenwoordig is het niet meer dan normaal om een wekelijks bezoekje aan een zielenknijper af te leggen. Volgens de wereldberoemde Amerikaanse psychiater Irvin D. Yalom ligt de oplossing echter dichterbij dan we denken.
‘Het uur van het hart van Irvin D. Yalom schijnt een bijzonder boek te zijn en lijkt me wel wat voor jou om in te duiken’, opperde het opperhoofd van Salt – Natasha Bloemhard – enige tijd geleden. Ik kende hem wel, want deze 94-jarige emeritus hoogleraar psychiatrie aan de Stanford University is ook een begenadigd schrijver van vele bijzondere boeken. Existentiële thema’s zoals de dood, vrijheid, eenzaamheid en zingeving kenmerken zijn werk, evenals zijn liefde voor de oude filosofen. Een man naar mijn hart – en met een groot hart – zo werd me opnieuw duidelijk bij het lezen van dit laatste boek van zijn hand. Hierin pleit hij voor echt contact in deze vluchtige tijd.
Straight to the heart
In zijn boek gedraagt Yalom zich bepaald niet als een pensionado en therapiet hij er nog lustig op los, al gebeurt dat wel anders dan voorheen. Toen hij de negentig naderde, liet zijn geheugen hem steeds vaker in de steek en daarom besloot hij te stoppen met langdurige therapieën. Maar zijn behoefte om iets te betekenen bleef. En wat nooit veranderde in zijn zes decennia als therapeut was het diepe verlangen naar persoonlijk en écht contact.
Zelf beleefde hij een eenzame jeugd. Als kind van twee hardwerkende ouders was er weinig aandacht voor hem. Toen zijn vader ernstig ziek was, ervoer hij onverwachte troost van hun huisarts. Dat warme en veilige gevoel was nieuw voor hem en maakte dat hij dit later ook aan anderen wilde geven. Zijn werk is daarmee een hartzaak geworden – ondanks dat cognitieve gedragstherapie veelal nog steeds als de heilige graal geldt in de geestelijke gezondheidszorg.
Dit herinnerde me aan mijn rol tijdens mijn middelbare school in het toneelstuk Le Petit Prince van Antoine de Saint -Exupéry dat hij in 1943 schreef. Hierin vertolkte ik de rol van de vos die de kleine prins verzoekt (in het Frans!) om hem te temmen. Op de vraag van de prins wat dat precies inhoudt, antwoordt de vos dat het gaat om elkaar te kunnen vertrouwen, want dan pas kan er ware verbinding ontstaan. ‘Dit is mijn geheim’, zegt de vos. ‘Het is heel eenvoudig; alleen met het hart kun je goed zien. Het wezenlijke is voor het oog onzichtbaar.‘
Acrobats of the heart
Midden in coronatijd plaatste Yalom een oproep op Facebook plaatste waarin hij te kennen gaf alleen nog maar online sessies van één uur te geven. Hierin gebruikte hij zijn levenslange ervaring om in deze eenmalige intensieve gesprekken mensen weer op weg te helpen.
Van de vele sessies die hieruit voortkwamen, beschrijft hij er – samen met zijn zoon Benjamin – tweeëntwintig in dit boek. Het gaat niet alleen over therapie, maar ook over afscheid, liefde, verlies en vooral kwetsbaarheid. Over de kunst van écht mens-zijn – ook wanneer de professional zijn masker afzet.
Voor mij was het een feest van herkenning en tevens een bevestiging, al zal ik me niet durven meten aan iemand met zijn ervaring en expertise. Waar het om draait is zijn mantra: ‘De relatie is de remedie.’ Het vraagt om de moed te kunnen opbrengen om ‘acrobaten van het hart’ te worden; een verwijzing naar het boek An Acrobat of the Heart, waarin theatermaker Stephen Wangh beschrijft hoe acteurs – net als acrobaten – hun innerlijke wereld moeten leren kennen en beheersen om de moeilijke en wisselende emoties van hun personages eigen te maken. Dus durven met de billen bloot te gaan om een wezenlijk en openhartig gesprek te voeren. ‘Delen is helen’, is inmiddels ook mijn motto geworden. Niet om je hele hebben en houwen op tafel te leggen, maar om te laten zien dat niets menselijks je vreemd is, al ben je een professional.
Alles klopt
Na mijn coachopleiding – gewapend met de vele modellen van hoe ik een sessie met cliënten het best kon verrichten – liep ik destijds zelf totaal vast. Het voelde zó onnatuurlijk. Tot ik besloot alles overboord te gooien en in het diepe sprong, erop vertrouwend dat alles wat ik nodig had al in mij zat. En dat klopte. Tot op de dag van vandaag.
Wat me daarom raakte in Yaloms verhalen, was dat zelfs hij regelmatig onzeker bleek over zijn bijdrage tijdens een sessie. Soms leek het nergens naar toe te gaan. Hij vertelt hoe hij een keer per ongeluk zijn persoonlijke aantekeningen van een lastige sessie naar zijn patiënt mailde. Hij had het niet door, totdat hij al snel een boze en verdrietige mail terugkreeg. Zijn grootste nachtmerrie, zo vertelt hij. Maar juist dat voorval leidde tot een doorbraak; de desbetreffende vrouw sprak zich eindelijk uit en er volgde alsnog een openhartige sessie. Zonder die ‘fout’ was het bij die ene onbevredigende sessie gebleven. Ook werd me hierdoor duidelijk hoe vaak we zelf onze eigen ergste vijand zijn in onze drang om alles maar goed te doen. Zo blijkt maar weer dat het niet altijd waar is wat we denken en dat we ook niet weten wat soms de bedoeling is.
The good, the bad and the ugly
Dat de behoefte aan aandacht en verbinding in onze blauwdruk verweven zit, werd in de jaren zeventig duidelijk aangetoond door het zogenaamde Still face experiment. Daarin speelt een moeder eerst liefdevol en met volle aandacht met haar baby om vervolgens plotseling twee minuten strak en emotieloos voor zich uit te kijken. De baby ervaart dit als bad news en trekt direct alles uit de kast om moeders aandacht te herwinnen. Het kind trekt gezichten, wijst naar de moeder, zwaait, gilt en huilt (echt heel zielig). Als niets blijkt te werken, trekt het kind zich terug. Het verbreken van het contact zorgde voor stress en verwarring. Het kind gaat uit verbinding met zichzelf. Zodra de moeder weer reageert, is het leed snel geleden en all is good again.
Het experiment toont hiermee ook mooi aan dat kinderen heel vergevingsgezind zijn. Omdat ze nu eenmaal nog niet bewust kunnen denken, hebben ze ook nog geen agenda, geen verhaal. Maar als contact langdurig verstoord raakt of om een andere reden grote stress wordt ervaren, wordt het ugly. Dan is er sprake van trauma – tegenwoordig een veelgebruikt woord. Het klinkt nogal heftig, maar je hebt ze in alle soorten en maten en een kleintje kan al voldoende zijn voor een krasje op je ziel. Een trauma gaat overigens niet zozeer over de gebeurtenis zelf, maar over de impact ervan. Het zorgt ervoor dat we ons hart steeds meer zijn gaan sluiten en voortdurend op onze hoede zijn. Dan leef je vanuit de verdedigings- en overlevingsstand wat nogal vermoeiend is. Ik kan erover meepraten. Heb je even?
Gnothi seauton
Pardon? Dit staat in het Grieks voor: ken uzelf. Het is een van de oudste filosofische spreuken – afkomstig van Socrates – en was niet bedoeld om maar een beetje te navelstaren, maar als existentieel kompas. Want pas als je jezelf écht leert kennen, weet je waar het vanbinnen wringt. Maar hoe goed kennen we onszelf?
Ieder mens loopt in het leven onvermijdelijk kleine of grotere kwetsuren op. Als onze onderdrukte gevoelens – om wat voor reden dan ook – niet goed zijn verwerkt, zullen deze ons onbewust blijven achtervolgen, totdat we bereid zijn ze onder ogen te komen. Het doet me denken aan die beroemde regel uit het nummer Anthem van Leonard Cohen: ‘There is a crack in everything, that’s how the light gets in’, waarmee wordt bedoeld dat onze imperfecties, pijn en krassen geen zwaktes zijn, maar juist openingen waardoor we meer inzicht, liefde en groei kunnen ervaren. Halleluja!
Wanneer anderen ons raken, ligt het daarom zelden aan hen; het zijn spiegels van de krasjes en krassen die in onszelf nog niet zijn geheeld. De Zwitserse psychiater Carl Jung noemde dit projectie: we zien in anderen wat we in onszelf verdringen. Elke emotionele trigger wijst daarmee niet naar de ander, maar naar een vergeten of afgewezen deel van onszelf.
Wanneer je stopt met vragen als: waarom doet iemand dit mij aan? en in plaats daarvan vraagt: wat wordt er in mij geraakt? of: hoe kan ik die ander begrijpen?, begint het echte werk. Niet om perfect te worden, maar om weer in contact met je hart te komen en weer vanuit daar te kunnen leven. Ik voel direct of ik vanuit mijn gekwetste persoon of vanuit mijn hart reageer. Het eerste voelt altijd verkrampt en het tweede open en vrij.
Door mijn triggers bewust en oprecht te blijven onderzoeken – de boosheid, irritatie, schaamte, trots of juist kracht die ik ooit hebt weggestopt – word ik hopelijk steeds minder beïnvloed door het oordeel van anderen. Ook de noodzaak om mezelf te bewijzen en me van alles aan te trekken, wordt gelukkig kleiner. Door dit consistent te blijven onderzoeken, verdwijnen er steeds meer haakjes waaraan van alles blijft hangen. Dan maak je van iedere trigger een ‘Tefal-momentje, zoals een vriend het altijd liefdevol noemt. En hoe minder haakjes, hoe leuker en aardiger het wordt.
Liefde als werkwoord
Liefde is dus niet alleen maar een gevoel, maar eerder een vaardigheid. De Duits-Amerikaanse psycholoog en filosoof Erich Fromm beschouwde liefde als een werkwoord: het zit volgens hem niet in verliefdheid of bewondering, maar in het dagelijkse werk van zorg, aandacht, geduld en verantwoordelijkheid. Ware liefde vraagt geen perfecte emotie, maar bewuste inzet, ook als het moeilijk is of als je even niets voelt. Net als zelfliefde ontstaat liefde pas echt wanneer we handelen vanuit zorg. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor een ander. Want liefde leeft daar waar we aandacht geven. Onze aandacht is – als het erop aankomt – uiteindelijk het meest waardevolle asset dat we in huis hebben. En waar we die aandacht laten verslappen, droogt de liefde op.
Ieder moment hebben we de keuze waar we onze aandacht op willen richten. En ja, je hoofd zal regelmatig een loopje met je willen nemen, maar het is een kwestie van training en vooral consistentie. Alles valt of staat met waar we regelmatig aandacht aan geven. Dan zijn we niet langer een passagier in ons eigen hoofd, maar worden bestuurder, met hart en ziel. Want lezen en praten over liefde is leuk en aardig, maar leven we het ook? Je hart laten spreken ook al voelt het oncomfortabel, oogcontact maken, even wachten tot je direct reageert, je echt verplaatsen in een ander. Vanuit dat contact met jezelf maak je het ook met je omgeving. Dan is het domweg wát je bent. En dat is voelbaar. Daarvoor hoef je echt geen Moeder Teresa of Nelson Mandela te worden, want zoals de veelzijdige Maya Angelou zei: ‘People will forget what you said and what you did, but they will never forget how you made them feel.’ Dit sluit mooi aan bij de tekst op de achterkant van mijn favoriete hoodie: ‘In a world where you can be anything, be kind.’ Dat moet toch kunnen?