Getekend voor het leven

Tim en zijn moeder Rianne van Rabenswaaij streden allebei een flinke strijd tegen Tim’s verslaving. De strijd is voorbij, maar het herstel is nog in volle gang. Op Tim’s armen prijken een aantal tattoos die hem bij de les moeten houden. ‘Ze staan voor de hoop, de liefde en het vertrouwen die me hebben gered.’

Tim (24)  ‘Net zoals de meeste pubers was ik onzeker, maar in plaats van te gaan ontdekken wie ik werkelijk was, volgde ik liever de rest en hing ik de stoere jongen uit. Het begon onschuldig met sigaretten pikken van mijn moeder. Daar kwamen al snel de joints bij. Het verdovende gevoel dat dit opleverde vond ik heerlijk. Zo hoefde ik niets te voelen en dat was precies waar ik naar op zoek was.  Enige tijd later, toen ik meer begon uit te gaan, kwam het zwaardere spul om de hoek kijken: extasy en speed. Ik vond dat die middelen nog wel konden en hield me zelf voor dat, zolang ik geen cocaïne en heroïne nam, het allemaal wel meeviel. Ook gebruikte ik toen alleen maar in het weekend. Mijn ouders hadden niets door. Op school ging het goed, ik voetbalde twee tot drie keer in de week en was veel buiten.  Om wat geld bij te verdienen werkte ik als vakkenvuller bij de plaatselijke supermarkt. Maar omdat ik steeds meer geld nodig had om mijn kostbare ‘hobby’ te kunnen financieren, begon ik daar geld te stelen. Door een verborgen camera ben ik op heterdaad betrapt. Ik was totaal overstuur en moest direct mijn vader bellen. Woedend was hij.’

Drugs, drank en voetbal
‘Twee dagen later was ik alweer op het voetbalveld waar ik met mijn dealer had afgesproken van wie ik twintig gram hasj afnam. De leider van mijn team vertrouwde het niet en doorzocht mijn kleding. Opnieuw werd ik betrapt. Een half jaar lang mocht ik niet meer voetballen. Verschrikkelijk vond ik dat, aangezien voetbal - naast drugs en drank - mijn grootste passie was. Voor mijn vader wast het ook heel triest. Hij was scheidsrechter bij die club en altijd zeer betrokken. Hij heeft zich vast afschuwelijk gevoeld, maar ja daar was ik natuurlijk niet mee bezig. Ik heb toen een tijd huisarrest gekregen en trok op met oude vrienden in de buurt die niet gebruikten. Drie maanden heb ik niets gebruikt. Toch werd me dat te saai en begon ik langzaam aan weer andere, gebruikende vrienden op te zoeken. Die maakte ik in de coffeeshops. Daar mocht ik nu naar toe, aangezien ik achttien jaar was geworden. Ik weet nog goed dat ik met één van hen een wedstrijdje deed wie binnen de kortste tijd de meeste hasj kon wegblowen. Inmiddels was ik wel in één keer geslaagd voor mijn eindexamen. Dat was gelukkig goed gegaan. Ik besloot een koksopleiding te gaan volgen, maar daar heb ik letterlijk niks van gebakken. Ik zat veel liever in de coffeeshop. Toen begon de ellende pas echt. Met mijn nieuwe vrienden bezocht ik de nodige hardstyle feesten. Ieder weekend had ik er wel eentje. Voor de rest klooide ik maar wat aan. Al mijn geld ging op aan drugs en ik leefde in mijn eigen droomwereld. Ik blowde al mijn gevoelens weg en was eigenlijk ook nooit blij.  Dat is iets wat ik nu pas besef.’

Het verkeerde ritme
‘Via mijn oom kwam ik uiteindelijk bij een staalbouwbedrijf terecht. Daar heb ik het vier jaar uitgehouden. Ieder weekend ging ik nog steeds uit met vrienden en al snel kwam daar een nieuwe drug bij: de coke. Ondanks dat ik mezelf stellig had voorgenomen dat ik daar nooit aan zou beginnen, sloop deze toch naar binnen. Op mijn werk deed ik enorm mijn best en zorgde ik ervoor dat ik nooit gebruikte. Ik werkte van zes uur ‘s ochtends tot zes uur ’s avonds en verdiende goed. Net genoeg om mezelf ‘drugstechnisch’ te onderhouden. Ik woonde nog thuis bij mijn ouders, dus had geen verdere onkosten. Omdat het nu wel goed ging op mijn werk, lieten ze me mijn gang maar gaan en verder was er nauwelijks sprake van contact. Ik kwam thuis, ging eten, ging naar de coffeeshop of blowde stiekem in mijn kamer en in de weekenden was ik helemaal uit het zicht. Dan kwam ik ’s morgens vroeg pas thuis en lag ik de hele dag in mijn bed. Zo ging het iedere week. Ik zat in een bepaald ritme, maar dan wel helemaal in het verkeerde.’ 

Met de billen bloot
‘Op een zeker moment waren mijn vaste stapvrienden klaar met de drugs. Ze vonden het wel mooi geweest en besloten ermee te stoppen. Diep in mijn hart wilde ik dat ook wel, maar ik kon het niet. Zodoende zocht ik weer andere jongens op die ik ook had leren kennen in het uitgaansleven en die ook gebruikten. Daar bleef ik mee om gaan en het contact met mijn andere vrienden verwaterde. Ondertussen zorgde ik ook voor de nodige problemen tijdens het stappen en kwam ik bepaalde kroegen niet meer in. Ook thuis was ik nou niet bepaald het zonnetje in huis. Mijn ouders hadden al van alles geprobeerd met allerlei psychologen en therapieën, maar ik werkt onvoldoende mee. Ze waren het meer dan zat en stelde me voor de keuze: Ik ging naar een verslavingskliniek óf ik kon het huis uit. Ik mocht het zeggen. Het werd de verslavingskliniek. Toen ik het op mijn werk vertelde, waren ze best verbaasd omdat ik daar altijd goed had gefunctioneerd. Ik mocht daarom na mijn opname weer bij ze terugkomen, mits ik niet zou terugvallen uiteraard. De eerste twee maanden zat ik in Nederland en daarna ging ik nog drie maanden naar Zuid-Afrika. Daar ben ik behoorlijk met mijn billen bloot gegaan en heb er hard aan mezelf gewerkt. Toch hoopte ik nog steeds dat ik op een dag wel weer wat kon drinken. Als ik de drugs maar liet liggen.’

Eén biertje
‘In dezelfde maand dat ik thuis was gekomen viel ik alweer terug. Het was op een  mooie dag buiten met vrienden. De zon scheen en ik dacht: ‘Eén biertje moet nu toch wel weer kunnen.’ Een paar weekenden verder kwam er ook een jointje bij en daarna snel alweer de coke. In het begin voelde ik me zwaar klote maar al snel begon mijn verslaving tegen me te praten in de trant van: ‘Zie je nou wel, je kunt best gecontroleerd gebruiken. En je weet nu hoe je straks weer kunt stoppen...’. Zo sloop het er weer in en werd het erger dan ooit. Op het laatst zonderde ik me steeds meer af en zat ik alleen op mijn kamer te blowen, snoof zo’n drie tot vier gram en at nauwelijks meer. Tijdens een voetbalwedstrijd van het Nederlands elftal gingen we met de hele familie kijken in een buurtkroeg. Ik had die dag al heel wat gesnoven en gedronken. Nederland verloor en ik draaide helemaal door. Ik wilde met de politie op de vuist. Mijn vader probeerde me nog mee naar huis te krijgen, maar schrok ineens dermate van de blik in mijn ogen dat hij  letterlijk zijn handen van me af trok en naar huis is gegaan. Op dat ogenblik besefte hij dat niemand  - zelfs hij niet - mij ooit zou kon helpen als ik dat zelf niet wilde. Toen mijn ouders er vlak hierna nog achter kwamen dat er thuis van alles verdwenen was, waren zij ook klaar met me. Op mijn werk had ik het eveneens voorgoed verknald. Ik kon overal vertrekken.’

Nog nooit zoveel gehuild
‘Dat is kennelijk toch wat ik nodig had, want ik zou zelf de eerste stap moeten zetten, wilde ik hier ooit nog uitkomen.  Ik heb toen geregeld dat ik naar Schotland kon. Mijn ouders brachten me samen met mijn mijn broer naar Schiphol. Ik was zo kapot dat ik de hele weg heb geslapen. Eenmaal aangekomen voelde ik de eerste paar dagen nog veel verzet, maar op een zeker moment kwam er iemand voor me staan die zei: ‘Als jij zo door blijft gaan heb je geen jaar meer te leven!’. Die woorden bleven bij me hangen en brachten me tot inkeer. Keihard heb ik aan mezelf gewerkt. De eerste paar maanden waren loodzwaar. Bij stap vijf van het twaalfstappen-programma kwam alles eruit. Er was niets meer over van die stoere jongen die ik altijd probeerde te zijn. Nog nooit heb ik zoveel gehuild. Het voelde als een grote schoonmaak van mijn verleden, ondanks dat ik weet dat ik voor mijn leven getekend ben en ik de sporen nooit helemaal weg kan vegen. Ik wist ook dat ik niet meer bij mijn ouders kon gaan wonen. Het belangrijkste was daarom om goed in kaart te krijgen hoe ik het aan ging pakken wanneer ik weer terug zou komen. Want dan begint het werk pas, zo had ik inmiddels ervaren. Ik zou op niemand meer kunnen terugvallen, moest het vertrouwen van mijn ouders en vrienden weer zien te winnen en - belangijker nog: ik wilde ook écht niet meer terugvallen.’

Gedachtes
Na die paar maanden in Schotland heb ik de eerste zes maanden in het Nova House in Amsterdam gewoond. Daar heb ik heel veel geleerd en ging ik ook vaak naar meetings. Daarna heb ik een fijn huisje niet ver van mijn ouders gevonden en daar woon ik inmiddels twee jaar. Het gaat goed met me. Ik ga veel naar meetings, zit goed in het programma, heb een sponsor en sponsees. De relatie met mijn ouders is nu beter dan ooit en ik heb voor het eerst in mijn leven een goede band met mijn broer. Daar ben ik super blij mee! Sinds kort volg ik ook weer een opleiding in de zorg en werk daarnaast met ouderen. Ik sport veel en ga soms ook weer eens naar een festival. Het is belangijk om dingen te doen die je leuk vind, anders red je het niet. Echte trek heb ik niet meer. Wel af en toe gedachtes die ineens opkomen. Zoals laatst toen ik langs een coffeeshop kwam en ik me ineens afvroeg hoe het zou zijn om één keer in mijn nieuwe huis te blowen…….Ik moest er gelukkig zelf om lachen. Ik weet nu: het is maar een gedachte en daar hoef ik verder niks mee. Ja, dat heb ik wel geleerd.  Mijn doel is om uiteindelijk met andere verslaafden te werken, want met mijn ervaring en inzichten heb ik anderen veel te bieden.’

Rianne (51): ‘Als kind was Tim erg druk en kon hij zichzelf slecht vermaken. Hij was  het liefst onder de mensen en ook veel buiten de deur. Al op vrij jonge leeftijd ging hij veel op stap met vrienden. ‘Je bent maar één keer jong!’ was zijn lijfspreuk,  wanneer hij weer eens in de vroege uurtjes was thuis gekomen. Omdat hij toch altijd thuis kwam en het verder wel goed op school ging, lieten mijn man en ik het oogluikend toe. We wisten natuurlijk wel dat er tijdens het uitgaan gedronken en gerookt  werd, maar we gingen ervan uit dat het binnen de perken bleef. Tot die keer dat we werden gebeld door zijn werk waar hij buiten schooltijd wat bij verdiende. Het bleek dat hij daar een behoorlijk geldbedrag had gestolen en dat zijn daad op camera was vastgelegd. Mijn man was in alle staten en ik was tot in het diepst van mijn wezen geschokt. Mijn kind!?…. Stelen!? Dat kon er bij mij gewoon niet in! Toch moest ik het onder ogen zien, want de bewijzen lagen er.  Toen ook nog eens bleek dat hij dit geld nodig had om aan voldoende drank én drugsgebruik te komen, brak er iets in me. Het was kennelijk al veel langer dat het bij hem niet bij alleen wat drankjes bleef.’

Huisarrest
‘We dachten dat we Tim zelf wel tot bezinnen konden laten komen door een goed gesprek met hem aan te gaan en duidelijkere grenzen te stellen. Maar niet veel later werden we alweer gebeld door zijn voetbaltrainer die hem had betrapt op het bezit van een behoorlijke hoeveelheid hasj. Hij mocht voorlopig niet meer op de voetbalclub komen en kreeg van ons huisarrest. In die periode ging hij toen meer met de jongens uit de buurt om. Jongens die niet gebruikten. Het leek een tijd lang goed te gaan en hij haalde zelfs zijn eindexamen. Totdat het weer fout ging. Tim was inmiddels aan een koksopleiding begonnen, maar er waren steeds meer tekenen dat er iets helemaal niet klopte. Zo werd hij wel eens ergens gesignaleerd op een tijd dat hij op school had moet zitten of kreeg ik een telefoontje dat zijn portemonnee was gevonden op een plek waar hij niets had te zoeken. Omdat hij veel weg was en weinig met ons sprak was het moeilijk om contact met hem te krijgen. Toen uiteindelijk bleek dat hij nauwelijks naar die school was geweest, kon hij daar ook niet meer terugkomen.’

 Taboe
‘Na een nog wat rommelige periode, kreeg hij tenslotte toch nog een mooie kans bij een staalbouwbedrijf waar hij zich stevig moest bewijzen. Dat heeft hij absoluut gedaan! Maar naast zijn werk leidde hij een compleet eigen leven, waar wij geen enkel zicht op hadden. Hij kwam alleen maar thuis om te eten en te slapen. Wanneer hij thuis was hing er altijd een gespannen sfeer. Ik zag en voelde aan alles dat het helemaal niet klopte, maar zei niets. Op zijn werk waren ze immers tevreden en de korte momenten dat we met Tim waren hadden we geen zin in een nog slechtere sfeer. Ik leed in stilte en voelde me zeer gedeprimeerd. Wanneer je ziet dat je kind niet gelukkig is, ben je dat zelf ook niet. Lastig was ook dat er zo’n taboe op heerste. Behalve met mijn man kon ik er bijna met niemand over spreken. Gelukkig hadden we elkaar en heeft het ons niet uit elkaar gedreven. Wel heb ik me vaak vertwijfeld  afgevraagd wat we toch verkeerd hadden gedaan.’

Wonder
‘We hebben heel wat met hem afgesjouwd. Langs diverse psychologen, psychiaters en ander therapeuten, maar uiteindelijk heeft het allemaal weinig zoden aan de dijk gezet. Op een gegeven moment liep het de spuigaten uit en stonden we met onze rug tegen de muur. Zo konden we niet meer verder. Godzijdank stemde hij toe met een opname. Daarna is het nog een paar keer goed fout gegaan. Totdat wij echt niets meer met de situatie konden en hij op zichzelf werd teruggeworpen. Toen is het ‘wonder’ geschied. Een verslaving kan echt alleen maar overwonnen worden als iemand dat helemaal zelf wilt. Dat hebben we door schade en schande moeten leren.

Wat geweest is, is geweest. Die instelling heb ik heel stellig. Vergeten zal ik het niet, maar ik wil er niet nog constant mee bezig zijn. De harde randjes  verdwijnen langzaam maar zeker en het vertrouwen is zo goed als volledig terug. Ik vertrouw er in ieder geval op dat - wanneer Tim onverhoopt toch terug zou vallen - hij het zeker weer snel oppikt. Ik weet dat het altijd kan gebeuren, maar ik ga er niet van uit. Terugkijkend op deze  periode kan ik alleen maar zeggen dat we er allemaal heel van geleerd hebben. Het heeft Tim gevormd tot wie hij nu is: de zoon die ik eindelijk weer terug heb!