Nooit meer lam!?
/“Nooit meer Lam!” dat had ik mezelf een aantal jaren geleden plechtig beloofd. Het was tijdens een bezoek aan een kaasboerderij waar ik zo’n lief lammetje aaide en in de allerliefste lammetjesogen keek. Hoe kon ik ooit nog van lamskoteletjes genieten!?! Niet dat ik tegen het eten van vlees ben, zolang het maar met mate en van biologische kwaliteit is. En ondanks dat ik lamsvlees heerlijk vind en het me altijd goed beviel, stond het me ineens tegen. Dus geen lam meer voor mij, zo had ik besloten.
Toch moet ik eerlijkheidshalve bekennen dat ik dit nobele streven niet altijd ben nagekomen. Wél ben ik al heel lang niet meer lam geweest, maar daar maak ik - behalve mezelf en mijn omgeving - geen lammetje blijer mee. Maar wel als ik het lammetje had laten leven. Alhoewel die paar keer dat ik voor de bijl ging was hij (of zij?) het al geweest en kon ik daar niets meer aan veranderen. Ik weet, dit klinkt heel flauw. Net zo flauw als toen ik manlief laatst bij het bestellen van een bordje Foie Gras hoorde zeggen: “Natuurlijk kán het eigenlijk niet, maar ik maak alleen maar op wat er nog is en dan stop ik ermee.” Niet echt grappig, want Foie Gras wordt echt gruwelijk geproduceerd, puur en alleen voor ons eigen genot.
Zolang er vraag is zal er aanbod blijven. Het is wat dat betreft vergelijkbaar met bont en daarom echt not done! Maar hoe zit het dan met lam? Mijn ‘nooit meer lam-mantra’ kwam tijdens mijn Salt-reis naar Wales in ieder geval weer geheel tot leven. Hoe kon het ook anders met voortdurend overal van die witte, wollige, dartelende schatjes om me heen. Nu huppelden ze nog vrolijk in het rond, om straks rosé gebraden op iemands bord te komen liggen. Ik was er weer helemaal klaar mee. Dus voor mij was het in ieder geval geen Welsh Lamb - op wat voor wijze dan ook bereid - deze dagen.
Eenmaal weer terug, tijdens mijn wekelijkse rondje op de biologische Nieuwmarkt raakte ik in gesprek met de mevrouw van de ‘schaapkraam’. Natuurlijk kon ik het niet laten om te vertellen dat ik vanaf nu aan alleen nog maar kaas bij haar zou kopen om de lammetjes te sparen. Ze knikte begripvol en legde me tegelijk fijntjes uit dat ik dan nog steeds geen lammetjes zou sparen, want om melk te kunnen geven - en dus ook kaas te kunnen maken - moet een ooi (vrouwtjes schaap) een lammetje krijgen en iedere ram (mannetjesschaap) wordt al jong geslacht omdat ze om diverse redenen onbruikbaar zijn. De belangrijkste zijn dat ze vaak agressief worden naarmate ze in leeftijd toenemen en dat hun vlees dan ook niet lekker meer smaakt. De vrouwtjes daarentegen blijven nog steeds lekker als ze ouder worden. Ze smaken zelfs naar mals wild! Als dat geen goed nieuws is?!
Helaas heeft schapenvlees in Nederland - zeer ten onrechte - een slechte naam. En dat terwijl deze dieren een mooi en natuurlijk leven hebben gehad. En dan hebben we het uiteraard niet over de dieren die puur voor de lamsvleesproductie worden gebruikt, want die hebben we hier helaas ook en zij hebben een heel ander leven. Met het ‘natuurlijke schaap’ dat nog in kuddes leeft snijdt het mes aan meerdere kanten, aangezien schaapskuddes ook een hele belangrijke rol in ons natuurbeheer spelen. Veel natuurgebied, waaronder dijken, maar ook onze prachtige heide, worden door onze schapen in stand gehouden! Daarnaast houden ze ons warm met hun wol en voeden ze ons met hun heerlijke melk en kaas.
Het is daarom belangrijk dat we álles van het schaap gebruiken, want anders gaan ze op transport naar Zuid- en Oost-Europese landen, alwaar hun vlees wordt genuttigd. Wanneer wij meer lokaal schapenvlees gaan eten, hoeven we minder te importeren en gaan die arme dieren niet meer op transport. Dan zijn wij hier met z’n allen een stuk duurzamer bezig én houden we ook nog eens een mooi ecologische landbouwsysteem in stand. Zo, daar had ik niet van terug. Ik ben er stil van, kijk haar een beetje schaapachtig aan, maar vind het een goed verhaal. Ik koop een pond kaas en twee lamskoteletjes en haal opgelucht adem. Dit schaap is over de dam. Wie volgt?